Recensie: De klaprozen

klaprozenOp 3 oktober 2013 werd de tweede roman van Ernst Bergboer, De klaprozen, gepresenteerd in Enschede, de stad waar een deel van het verhaal over Daniël Cohnstam zich afspeelt. Vorig jaar verscheen van Bergboers hand al Het prullarium.

Daniël Cohnstam, zoon van een Joodse vader, heeft in zijn 333-jarige leven als kunstschilder uitgebreid studie gemaakt van de menselijke anatomie en de beeltenis van mensen en zich vervolgens als wetenschapper toegelegd op het daadwerkelijk scheppen van een ‘evenbeeld’: een lichaam met een artificiële geest dat in niets verschilt van een mens.

Hij is daar wonderwel in geslaagd en er beroemd mee geworden, maar wordt op tragische wijze slachtoffer van zijn eigen succes. Als hij zich, als laatste overlevende van een experiment om onsterfelijkheid te bereiken, realiseert dat juist die onsterfelijkheid zijn leven zinloos en nutteloos maakt, verzet hij zich tegen de verlenging ervan. Cohnstam zegt daarover zelf:

“Een leven zonder horizon heeft geen betekenis. Als niets nu hoeft en alles later kan, als het leven een voortdurende herkansing wordt waarbij het resultaat er niet toe doet omdat het altijd nog een keertje kan, dan verliest het alle relevantie.”

Hij wordt echter gedwongen in leven te blijven door de ambitieuze chirurg en zijn medewerkers, die hij ooit zelf heeft aangesteld.

In De klaprozen snijdt Bergboer uiteenlopende thema’s aan, zoals het streven naar perfectie en oneindigheid, verbondenheid, verlies, geloof en kunst.

Bergboer schrijft hierover in zijn originele stijl en met aangenaam frisse woordkeuze, maar geen van de thema’s wordt naar bevrediging uitgewerkt, wat mij betreft. Dat is dan ook direct een zwakte van het boek. Het sciencefiction-deel van het boek wordt bovendien niet echt geloofwaardig en overtuigend neergezet, maar lijkt eerder een vehikel om het spanningsveld tussen technologie en menselijke kwetsbaarheid en de ethische dilemma’s die gepaard gaan met het creëren van mensen door mensen te serveren.

Daartegenover staan de originele sfeertekeningen en scherpe observaties, waarvan Bergboer zich best vaker zou mogen bedienen. Ze zijn een verademende afwisseling van de beschouwende gedeeltes van het boek die soms doorbuigen onder hun gewicht.

Knap wordt het contrast geschetst tussen de oneindigheid van Cohnstams leven en de eindigheid van dat zijn vrouw Emma. Cohnstam kan niet leven met het verlies van zijn vrouw en, zo blijkt in de loop van het verhaal, brengt een nieuwe Emma tot leven. Indirect leidt dit tot de dood van een van zijn tweelingzoons, Abe. Onvermijdelijk en in your face zijn de associaties met en verwijzingen naar het leven van Adam en Eva en hun zoons. Ondubbelzinnig wordt de link gelegd tussen Kars en Abe, Daniëls tweelingzoons, en Kaïn en Abel.

Bergboer formuleert bij tijd en wijle bepaald poëtisch en prikkelend, soms staan zijn vergelijkingen echter bol van clichés en bombast. Dat hij wel degelijk subtiel kan illustreren bewijst Bergboer bijvoorbeeld met de beschrijving van Daans existentiële worsteling bij het graf van zijn vrouw.

Zonder woorden zwoer hij elk restje geloof af aan iets wat hemels zou kunnen zijn. Boven hem heersten alleen de gierzwaluwen.

Een zin als deze vormt een opvallend contrast met de volgende:

Hij zwijgt minutenlang, zijn gebogen rug een duin waarachter meeuwen krijsen in de wind en golven stukslaan op de kust.

Verder lijkt het diabolische van het scheppingswerk van Cohnstam en zijn medewerkers in een gesprek tussen de chirurg en de hoofdzuster te moeten worden aangetoond met een verwijzing naar een getal met demonische connotaties.

Hij is jarig. Over drie dagen. Laten we zeggen dat die verjaardag de helft van zijn dagen markeert. Dat moet makkelijk kunnen, zoals het er nu voorstaat. ‘Zeshonderdzesenzestig.’ De vrouw zwijgt een moment en staart uit het raam. ‘Dat is onwerkelijk lang.’

Als lezer dreig je soms te verzanden in de lange, filosofische mijmeringen van Daan, die terugblikt op zijn leven, maar bij het lezen van de spitsvondige dialogen krijgt het verhaal meer luchtigheid en vaart.

Helaas zijn er diverse stijl- en spellingsfouten (‘Er is hier niemand, zij ze hees.’) (‘…waar niemand nog om taalt.’) aan de aandacht van de redacteur ontsnapt. Dit doet af aan de leeservaring van een boek dat zich zowel qua thematiek als qua stijl tussen uitersten beweegt en beslist een originele eend in de bijt van christelijke literatuur is.

GG-lezeres Anne-Jo van Rij draagt een brilletje waarmee ze naar hartelust leest en blogt.

6 Reacties op “Recensie: De klaprozen”

  1. DsDre zegt :

    333 jarige leven?

  2. Boktor zegt :

    “het daadwerkelijk scheppen van een ‘evenbeeld’: een lichaam met een artificiële geest dat in niets verschilt van een mens”

    Het is fictie met inhoud.

  3. Im Gegenteil zegt :

    Dit is niet zomaar een recensie, maar een complete ontleding van het boek. En een bitchslap voor de auteur! PATS!

    Begrijp ik het goed, dat de hoofdpersoon uiteindelijk de ENIGE is die uiteindelijk eeuwig leven heeft bereikt? En is iedereen op de wereld inmiddels overleden? Zo ja, dan lijkt me een HEL om als enige op de planeet verder te leven, terwijl alles en iedereen is uitgestorven….

  4. Wilfred zegt :

    @Im Gegenteil: Dat lijkt me niet. De hoofdpersoon is enig overlevende van een experiment naar eeuwig leven. Maar ik heb het boek niet gelezen…

    @Anne-Jo: Waarom staat die zin over die gebogen rug je zo tegen? Ik vind de waardering van dat soort verschillen in gebruik van metaforen eerlijk gezegd nogal subjectief. Als een beeldspraak teveel wordt uitgewerkt, is het blijkbaar te bombastisch (cliche gaat hier niet op, lijkt me). Als er minder van aanwezig is, is het poetisch en prikkelend… Maar heb je het dan eigenlijk niet over je eigen verbeeldingskracht?

  5. Anne-Jo zegt :

    @Im Gegenteil Bitchslaps komen harder aan, hoor! En Wilfred heeft gelijk: Daniël is niet de laatste overlevende op de wereld, maar de laatste overlevende van het experiment.

    @Wilfred De waardering van een metafoor is inderdaad subjectief, zoals voor een groot deel ook de waardering van een boek. Over het algemeen zijn veel literatuurcritici en recensenten het er echter over eens dat details of beschrijvingen die niets toevoegen aan een sfeertekening of aan het verhaal eerder de aandacht ervan afleiden en dus beter weggelaten kunnen worden. Ik ben maar gewoon een professionele lezer, geen professionele recensent of literatuurcriticus, maar ik vind in het geval van onder andere deze zin dat de gebruikte beelden nogal knarsen, waardoor ik tijdens het lezen overga op een soort meta-lezen en uit de rijdende trein van het verhaal val. Ik verbeeld me dat ik niet de enige ben bij wie dit zo werkt, maar misschien ben ik wel te kritisch en laat ik me te snel afleiden door de gebruikte stijl en woordkeus.

  6. Wilfred zegt :

    @Anne-Jo:

    maar ik vind in het geval van onder andere deze zin dat de gebruikte beelden nogal knarsen, waardoor ik tijdens het lezen overga op een soort meta-lezen en uit de rijdende trein van het verhaal val.

    Helder. Dan is het voor jou in ieder geval niet functioneel. Los gelezen vind ik de koppeling van een gebogen rug met een duin wel aardig. Maar het lijkt me wel van belang of het ook in de context past.